Schriftlezingen:Grote Kerk Epe

 

1e lezing Exodus 20: 1-17

 

1 Toen sprak God al deze woorden, zeggende: 2 Ik ben de Heere uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb. 3 Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. 4 Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van wat boven in de hemel is, noch van wat onder op de aarde is, noch van wat in de wateren onder de aarde is. 5 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Heere uw God, ben een naijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde geslacht van hen, die Mij haten; 6 En doe barmhartigheid aan duizenden van hen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden. 7 Gij zult de Naam van de Heere uw God niet ijdel gebruiken; want de Heere zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdel gebruikt. 8 Gedenkt de sabbatdag, dat gij die heiligt. 9 Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; 10 Maar de zevende dag is de sabbat van de Heere uw God; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is; 11 Want in zes dagen heeft de Heere de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de Heere de sabbatdag, en heiligde die. 12 Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de Heere uw God geeft. 13 Gij zult niet doodslaan. 14 Gij zult niet echtbreken. 15 Gij zult niet stelen. 16 Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. 17 Gij zult niet begeren het huis van uw naaste; gij zult niet begeren de vrouw van uw naaste; noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets, dat van uw naaste is.

 

 

2e lezing Markus 1: 21-28

 

21 En zij kwamen binnen Kapérnaüm; en terstond op de sabbatdag in de synagoge gegaan zijnde, leerde Hij. 22 En zij versloegen zich over Zijn leer; want Hij leerde hen, als machthebbende, en niet als de Schriftgeleerden. 23 En er was in hun synagoge een mens, met een onreine geest, en hij riep uit, 24 Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U te doen, Gij Jezus Nazaréner, zijt Gij gekomen om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, namelijk de Heilige Gods. 25 En Jezus bestrafte hem, zeggende: Zwijg stil, en ga uit van hem. 26 En de onreine geest, hem scheurende, en roepende met een grote stem, ging uit van hem. 27 En zij werden allen verbaasd, zodat zij onder elkander vroegen, zeggende: Wat is dit? Wat nieuwe leer is deze, dat Hij met macht ook de onreine geesten gebiedt, en zij Hem gehoorzaam zijn! 28 En Zijn gerucht ging terstond uit, in het gehele omliggende land van Galiléa.

 

Orde van de dienst

Dienst beluisteren