Schriftlezing:

 

Exodus 16: 1-15Sionskerk epe

 

1 Toen zij van Elim gereisd waren, zo kwam de ganse vergadering der kinderen Israëls in de woestijn Sin, die is tussen Elim en tussen Sinaï, op de vijftiende dag van de tweede maand, nadat zij uit Egypteland uitgegaan waren. 2 En de ganse vergadering der kinderen Israëls murmureerde tegen Mozes en tegen Aäron, in de woestijn. 3 En de kinderen Israëls zeiden tot hen: Och, dat wij in Egypteland gestorven waren door de hand des Heeren, toen wij bij de vleespotten zaten, toen wij tot verzadiging brood aten! Want gij hebt ons uitgeleid in deze woestijn, om deze ganse gemeente door de honger te doden. 4 Toen zeide de Heere tot Mozes: Zie, Ik zal voor u brood uit de hemel regenen; en het volk zal uitgaan, en verzamelen elke dagmaat op haar dag; opdat Ik het beproeve, of het in Mijn wet zal gaan of niet. 5 En het zal geschieden op de zesde dag, dat zij bereiden zullen wat zij ingebracht zullen hebben; dat zal dubbel zijn boven hetgeen zij dagelijks zullen verzamelen. 6 Toen zeiden Mozes en Aäron tot al de kinderen Israëls: Aan de avond, dan zult gij weten, dat de Heere u uit Egypteland uitgeleid heeft; 7 En morgen, dan zult gij de heerlijkheid des Heeren zien, omdat Hij uw murmureringen tegen de Heere gehoord heeft; want wat zijn wij, dat gij tegen ons murmureert? 8 Voorts zeide Mozes: Als de Heere u aan de avond vlees te eten zal geven, en aan de morgen brood tot verzadiging, het zal zijn, omdat de Heere uw murmureringen gehoord heeft, die gij tegen Hem murmureert; want wat zijn wij? Uw murmureringen zijn niet tegen ons, maar tegen de Heere. 9 Daarna zeide Mozes tot Aäron: Zeg tot de ganse vergadering van de kinderen Israëls: Nadert voor het aangezicht des Heeren, want Hij heeft uw murmureringen gehoord. 10 En het geschiedde, toen Aäron tot de ganse vergadering van de kinderen Israëls sprak, en zij zich naar de woestijn keerden, zo ziet, de heerlijkheid des Heeren verscheen in de wolk. 11 Ook heeft de Heere tot Mozes gesproken, zeggende: 12 Ik heb de murmureringen van de kinderen Israëls gehoord; spreek tot hen, zeggende: Tussen de twee avonden zult gij vlees eten, en aan de morgen zult gij met brood verzadigd worden; en gij zult weten, dat Ik de Heere uw God ben. 13 En het geschiedde aan de avond, dat er kwakkels opkwamen, en het leger bedekten; en aan de morgen lag de dauw rondom het leger. 14 Toen nu de liggende dauw opgevaren was, zo ziet, over de woestijn was een klein rond ding, klein als de rijm, op de aarde. 15 Toen de kinderen Israëls het zagen, zo zeiden zij, de een tot de ander: Het is Man, want zij wisten niet wat het was. Mozes dan zeide tot hen: Dit is het brood, dat de Heere u te eten gegeven heeft.

 

Woestijnreis 6

 

Dienst beluisteren

Orde van de dienst