Schriftlezingen:Sionskerk Epe

 

1e lezing Psalmen 90

 

1 Een gebed van Mozes, den man Gods. HEERE! Gij zijt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht. 2 Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God. 3 Gij doet den mens wederkeren tot verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij mensenkinderen! 4 Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren, als hij voorbijgegaan is, en als een nachtwaak. 5 Gij overstroomt hen; zij zijn gelijk een slaap; in den morgenstond zijn zij gelijk het gras, dat verandert; 6 In den morgenstond bloeit het, en het verandert; des avonds wordt het afgesneden, en het verdort. 7 Want wij vergaan door Uw toorn; en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt. 8 Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns. 9 Want al onze dagen gaan henen door Uw verbolgenheid; wij brengen onze jaren door als een gedachte. 10 Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen. 11 Wie kent de sterkte Uws toorns, en Uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt? 12 Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen. 13 Keer weder, HEERE! tot hoe lange? en het berouwe U over Uw knechten. 14 Verzadig ons in den morgenstond met Uw goedertierenheid, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen. 15 Verblijd ons naar de dagen, in dewelke Gij ons gedrukt hebt, naar de jaren, in dewelke wij het kwaad gezien hebben. 16 Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden, en Uw heerlijkheid over hun kinderen. 17 En de liefelijkheid des HEEREN, onzes Gods; zij over ons; en bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen, bevestig dat.

 

2e lezing: 1 Corinthiërs 10: 1-13

 

1 En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn; 2 En allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee; 3 En allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben; 4 En allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus. 5 Maar in het meerder deel van hen heeft God geen welgevallen gehad; want zij zijn in de woestijn ter nedergeslagen. 6 En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs als zij lust gehad hebben. 7 En wordt geen afgodendienaars, gelijkerwijs als sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Het volk zat neder om te eten, en om te drinken, en zij stonden op om te spelen. 8 En laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op een dag drie en twintig duizend. 9 En laat ons Christus niet verzoeken, gelijk ook sommigen van hen verzocht hebben, en werden van de slangen vernield. 10 En murmureert niet, gelijk ook sommigen van hen gemurmureerd hebben, en werden vernield van den verderver. 11 En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn. 12 Zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle. 13 Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke; doch God is getrouw, Die u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt; maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen.

 

Dienst beluisteren

Orde van de dienst